Regelmatig krijgen patiënten opeens een ander merk geneesmiddel (substitutie).

Vaak gaat dit zonder problemen, maar de laatste jaren is er een toename in meldingen van bijwerkingen of verminderde werkzaamheid na substitutie. Soms signaleert Bijwerkingencentrum Lareb dat dit bij patiënten tot klachten leidt. Een meer proactieve monitoring van patiënten is gewenst wanneer het om wisselingen in een grote groep en korte periode gaat.

Substitutie
Meestal vindt substitutie plaats door beleid van zorgverzekeraars (preferentie-beleid). Maar ook tekorten aan een bepaald merk geneesmiddel kunnen hierbij een rol spelen. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) ontraadt in een richtlijn substitutie bij bepaalde groepen geneesmiddelen, zoals anti-epileptica. Toch komt dit in de praktijk voor. Dat blijkt uit meldingen.

Meldingen
De afgelopen tien jaar ontving Bijwerkingencentrum Lareb ruim 2.500 meldingen van bijwerkingen of verminderde werkzaamheid na substitutie. Lareb publiceerde hierover onlangs een rapportage. Vaak was er bij deze meldingen geen sprake van een duidelijk patroon in de wisselingen (merken) en gemelde bijwerkingen. Bij een aantal substituties van geneesmiddelen bleek dit wel het geval.

Gesignaleerde klachten
De afgelopen jaren signaleerde Lareb de volgende problemen na substitutie:

  • Ontregeling (te snel of langzaam werkende schildklier) bij het schildklierhormoon levothyroxine
  • Doorbraakbloedingen bij anticonceptie pillen met ethinylestradiol en levonorgestrel
  • Verminderde werkzaamheid bij inhalatie middelen voor de behandeling van astma
  • Huidreacties en omkrullende rivastigmine-pleisters (gegeven bij dementie)
  • Injectiepijn en injectieplaatsreacties bij methotrexaat (voor de behandeling van ontstekingsziekten en kanker)
  • Verminderde werkzaamheid bij anti-epileptic