Beschikbaarheid van complete en actuele medicatiegegevens voor zorgverleners en patiënten ligt aan de basis van goede farmaceutische patiëntenzorg
In de zorg moet vaak informatie over medicijnen overgedragen worden tussen zorgverleners. Dat gaat niet altijd goed. Hierdoor kunnen medicatiediscrepanties ontstaan. Dat zijn onbedoelde verschillen tussen de medicijnen die een patiënt daadwerkelijk gebruikt en wat in de medische dossiers staat. Onbedoelde medicatiediscrepanties komen vooral voor als er geen structurele medicijngesprekken uitgevoerd worden. Dit is één van de uitkomsten uit onderzoek naar het proces van medicatieoverdracht uitgevoerd door het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Maastrichts Universitair Medisch Centrum met een aantal consortiumpartijen waaronder het Nivel in opdracht van het ministerie van VWS.
Beschikbaarheid van complete en actuele medicatiegegevens voor zorgverleners en patiënten ligt aan de basis van goede farmaceutische patiëntenzorg. Daarvoor is het essentieel dat medicatiegegevens kunnen worden uitgewisseld tussen zorginformatiesystemen van zorgverleners en de persoonlijke gezondheidsomgeving van de patiënt. In het landelijk Programma Medicatieoverdracht werken partijen hieraan met als doel medicatie-incidenten te voorkomen. Dit om de medicatieveiligheid voor patiënten te verbeteren en de administratieve lasten voor zorgverleners te verminderen. Om de effecten van de implementatie van de medicatieoverdracht op de verbetering van de medicatieveiligheid en het verminderen van administratieve lasten te kunnen toetsen, heeft VWS, het UMCG, MUMC, het Nivel en andere partijen gevraagd een zorgbrede nulmeting uit te voeren en een meetinstrument te ontwikkelen met bruikbare kwaliteitsindicatoren.
Prevalentie medicatiediscrepanties
Voor het onderzoek zijn metingen gedaan in twee regio’s. Daaruit bleek dat bij opname in het ziekenhuis er bij bijna één op de tien patiënten een onbedoelde medicatiediscrepantie is voor receptgeneesmiddelen. Bij ontslag is dat nog net wat hoger: 14%. En duidelijk hoger is dit bij bezoek aan de polikliniek: 44%. Bij huisartsen was het percentage medicatiediscrepanties ten opzichte van opname en ontslag respectievelijk 78% en 90%. Bij apothekers waren die percentages respectievelijk 76% en 78%. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat wanneer medicijngesprekken plaatsvinden (bij opname en ontslag uit het ziekenhuis), de kans op medicatiediscrepanties kleiner is. Toch is ook daar nog verbetering mogelijk.
We verwachten dat na implementatie van het Landelijk Programma Medicatieoverdracht er een completer en actueler overzicht komt van de medicatie die patiënten daadwerkelijk gebruiken. En daardoor minder discrepanties. Dit moet leiden tot betere medicatieveiligheid. Patricia van den Bemt: hoogleraar UMCG
Over het onderzoek
Dit onderzoek is uitgevoerd door het UMCG, MUMC, Universiteit Utrecht, Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik en het Nivel. Het onderzoek gebruikte de volgende methoden: literatuuronderzoek, observatieonderzoek, vragenlijstonderzoek onder zorgverleners en patiënten, analyse van medicatie-incidenten en expert opinie bij het ontwikkelen van een elektronisch meetsysteem. De Kamerbrief Eerstelijns apotheekzorg, die 3 juni 2025 naar de Tweede Kamer is gestuurd, besteedt aandacht aan het onderzoek. Naast de publicatie van dit onderzoek zijn twee andere publicaties relevant, te weten de publicatie Optimaliseren van medicatiegebruik bij ouderen relevant binnen en de publicatie Samen werken aan medicatieveiligheid: implementatie van adviezen voor betere medicatieveiligheid in de praktijk.
Bron: Nivel