Onderzoek door het NIVEL wijst uit, dat huisartsen bijwerkingen niet op dezelfde manier vastleggen
Uit recent onderzoek van het NIVEL blijkt dat huisartsen verschillend omgaan met het registreren van bijwerkingen. Meer eenduidig registreren kan mogelijk bijdragen aan de patiëntveiligheid.
Uit het onderzoek blijkt dat huisartsen gemiddeld 7 per 1000 patiënten op het spreekuur krijgen in verband met bijwerkingen van geneesmiddelen. Dit zijn vaker vrouwen, ouderen en patiënten die meerdere medicijnen gebruiken. Huisartsen verschillen sterk in hoe zij omgaan met de registratie van bijwerkingen. Er zijn praktijken die bij twee keer zo veel contacten wegens bijwerkingen registreren als andere praktijken. Dit verschil blijft bestaan wanneer er rekening gehouden wordt met de samenstelling van de patiëntpopulatie van de praktijk.
Belang van eenduidige registratie
Geneesmiddelen kunnen naast de gewenste werking ook bijwerkingen geven. Bijwerkingen van geneesmiddelen leiden tot slechtere therapietrouw en verminderen de kwaliteit van leven. In dat kader is het van belang dat ook het zorggebruik wegens bijwerkingen goed wordt geregistreerd.
In dit onderzoek keken we alleen naar het huisartsenbezoek naar aanleiding van bijwerkingen, en alleen naar zogeheten ‘gecodeerde informatie’. Dat is echter niet de enige manier waarop huisartsen gegevens kunnen vastleggen over bijwerkingen. Veel huisartsen zullen informatie vastleggen in de vorm van vrije tekst. Ook kunnen zij zogenoemde ‘intoleranties’ registreren. Gezien het belang voor de patiëntveiligheid is het belangrijk te komen tot eenduidige registratie. Spiegelinformatie over het huidige registratiegedrag van bijwerkingen kan hierbij een eerste stap zijn.
Data NIVEL Zorgregistraties
Voor dit onderzoek gebruikten we gegevens die huisartsen routinematig vastleggen in hun huisartsinformatiesystemen. De routine zorgdata werden verzameld in het kader van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn en bevat een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking.