Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben nauwelijks ervaring met samen beslissen

Patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden (36,4% van de Nederlanders) hebben vaak moeite met het deelnemen aan het proces van samen beslissen met hun zorgverlener. Hierbij bespreken arts en patiënt gezamenlijk welke behandeling het best bij de patiënt past. De verschillende opties met hun voor- en nadelen worden hierbij meegenomen, evenals de eigen voorkeuren van de patiënt. Vaak is de informatie die de arts geeft ingewikkeld. Niet iedere patiënt beschikt over voldoende kennis en de juiste vaardigheden om een actieve rol in te kunnen en durven nemen in het proces van samen beslissen.

Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben nauwelijks ervaring met samen beslissen. Ze hebben vaak geen idee dat er iets te kiezen valt over een behandeling en dat ze zelf een rol kunnen spelen in het keuzeproces. Meestal stellen zorgverleners een bepaalde behandeling voor en stemmen patiënten hiermee in. De informatie van zorgverleners wordt als te beknopt en te moeilijk ervaren.

Bang of onzeker om mee te beslissen
Patiënten ervaren verschillende barrières bij het samen beslissen. Ze hebben het gevoel dat er te weinig tijd is om voor een gesprek over de behandeling. Daarnaast zijn veel patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden onzeker om mee te beslissen of bang om de zorgverlener te irriteren of een verkeerde keuze te maken. Dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden minder deelnemen aan het proces van samen beslissen leidt ertoe dat ze vaker achteraf onzeker zijn of spijt hebben van de genomen beslissing.

Serieus genomen worden en meer tijd krijgen om mee te beslissen
Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden zouden graag meer samen met hun zorgverleners willen beslissen over een behandeling. Serieus genomen worden door zorgverleners en het nemen van voldoende ‘tijd’ zien zij hierbij als belangrijke randvoorwaarden. Dit laatste houdt in dat patiënten de tijd krijgen om over een keuze na te denken én dat zorgverleners de tijd nemen om de opties goed te bespreken. De zorgverlener moet ook meer aandacht hebben voor het geven van voldoende uitleg – in begrijpelijke taal – over de verschillende behandelopties. Verder hechten patiënten eraan om duidelijkheid te krijgen over de reden waarom soms niet aan hun voorkeur kan worden voldaan.

Keuze-ondersteunende hulpmiddelen met foto’s en illustraties hebben de voorkeur
De groep patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden geeft er de voorkeur aan om mondelinge informatie en advies te krijgen van een zorgverlener, naast aanvullende schriftelijke informatie om thuis nog eens door te nemen. Er is daarbij een duidelijke voorkeur voor visuele hulpmiddelen (met foto’s en illustraties). Het ondersteunende materiaal dat er is, moet qua vorm en inhoud worden aangepast zodat het beter aansluit bij de wensen en vaardigheden van deze groep patiënten