Er zijn grote verschillen tussen gemeenten als het gaat om jongeren die jeugdhulp met verblijf kregen
In het eerste halfjaar van 2022 kregen 35 710 jongeren van 0 tot 23 jaar jeugdhulp met verblijf, en sliepen niet thuis bij het eigen gezin. Bijna de helft van hen kreeg ook jeugdbescherming. Dit blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS.
In de eerste helft van 2022 kregen minder jongeren jeugdhulp met verblijf dan in dezelfde periode een jaar eerder. Bij deze vorm van jeugdhulp wonen jongeren bij een pleeggezin, of verblijven zij in gezinsgerichte opvang, een leefgroep bij een jeugdhulpinstelling of in een vorm van gesloten jeugdhulp. Vergeleken met het eerste halfjaar van 2021 maakten minder jongeren gebruik van al deze hulpvormen.
Ook jeugdbescherming voor 4 op de 10 jongeren
In het eerste halfjaar van 2022 kregen 15 220 jongeren met jeugdhulp met verblijf (43 procent) ook een jeugdbeschermingsmaatregel. Dit wordt door de rechter opgelegd als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jongere wordt bedreigd, en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt.
Van de groep jongeren die in het eerste halfjaar van 2022 jeugdhulp met verblijf en een jeugdbeschermingsmaatregel kregen, hadden 7 855 jongeren een voogd. Dit betekent dat het gezag van de ouders wordt beëindigd, en er een voogd wordt aangesteld. Zij zijn gedwongen uit huis geplaatst.
Jongeren met jeugdhulp met verblijf en jeugdbescherming die geen voogd hadden (7 045), werden onder toezicht geplaatst en kregen een jeugdbeschermer toegewezen. Jongeren onder toezicht blijven meestal thuis wonen. Soms zijn de zorgen over het kind zo ernstig dat een andere woonplek beter is. De rechter legt dan in aanvulling op de ondertoezichtstelling ook een machtiging uithuisplaatsing op.
Jongeren die wel jeugdhulp met verblijf ontvangen maar geen jeugdbescherming, zijn op vrijwillige basis elders gaan wonen. Dit kan nodig zijn vanwege psychosociale of gedragsproblemen bij de jongere zelf. Of omdat ouders niet in staat zijn om een gezonde en veilige omgeving te bieden, en daarbij bereid zijn om hulp te aanvaarden (al dan niet om daarmee een formele jeugdbeschermingsmaatregel te voorkomen).
Een kleine groep jongeren (320) had zowel een ondertoezichtstelling als een voogdijmaatregel.
Grote verschillen tussen gemeenten
Er zijn grote verschillen tussen gemeenten als het gaat om jongeren die jeugdhulp met verblijf kregen. In de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Den Helder kreeg meer dan 2 procent van alle jongeren tot 23 jaar in het eerste halfjaar van 2022 jeugdhulp met verblijf. In Diemen en Amstelveen was dit minder dan 0,2 procent. Sociaaleconomische omstandigheden spelen een rol, maar ook kunnen beleidskeuzen die gemeenten maken bij de inrichting van de jeugdzorg bijdragen aan de verschillen.
Vaker jeugdbescherming bij pleegzorg of gesloten plaatsing
Iets meer dan de helft van de jongeren die in het eerste halfjaar van 2022 pleegzorg kreeg (52 procent), ontving ook een jeugdbeschermingsmaatregel. Dit geldt ook voor jongeren die in een gesloten instelling woonden (52 procent). Iets minder dan de helft van de jongeren (47 procent) die in het eerste halfjaar van 2022 gezinsgerichte jeugdhulp kreeg, ontving ook een jeugdbeschermingsmaatregel. Bij andere vormen van jeugdhulp met verblijf kreeg 31 procent van de jongeren jeugdbescherming.
In de eerste helft van 2022 waren er 2 110 jongeren met een voogdijmaatregel die geen jeugdhulp met verblijf kregen. Deze jongeren woonden niet bij hun ouders, en dus ook niet bij een jeugdhulpaanbieder of pleeggezin. Zij zijn zonder tussenkomst van een pleegzorgaanbieder op informele basis ergens anders in eigen familie- of bekendenkring gaan wonen, bijvoorbeeld bij opa en oma.