De erfelijke aanleg voor overgewicht bepaalt ook hoe goed kinderen op gezond gewicht kunnen blijven

Kinderen worden niet automatisch te dik als ze daar een erfelijke aanleg voor hebben. Deze aanleg voor overgewicht komt sterker tot uiting in een omgeving die overgewicht in de hand werkt. Dit blijkt uit Engels onderzoek waar Ellen van Jaarsveld van het Radboudumc aan meewerkte. In een publicatie deze week in JAMA Pediatrics benadrukken de onderzoekers dat het stimuleren van een gezonde leefomgeving daarom extra belangrijk is voor kinderen met een aanleg voor overgewicht.

Kinderen van te dikke ouders worden zelf vaak ook te dik. Deze aanleg voor overgewicht is voor een deel genetisch bepaald. Onderzoekers van het University College Londen wilden weten of de erfelijkheid van overgewicht meer tot uitdrukking komt in wat zij een ‘obesogene omgeving’ noemen. Ellen van Jaarsveld van het Radboudumc werkte mee aan dit onderzoek: “Bij zo’n omgeving gaat het erom in hoeverre kinderen thuis blootgesteld worden aan factoren die samenhangen met overgewicht. Hoeveel gezond en ongezond eten is er in huis en hoeveel mogen kinderen daar zelf van eten? Gebruiken de ouders eten als beloning? Ook beweging speelt een rol: sporten ouders bijvoorbeeld zelf? Wordt er veel gewandeld? Hebben ze een tuin? Zijn er parken in de buurt? Tot slot kijken we naar mediagebruik: hoeveel uren mogen de kinderen televisie kijken? Hoeveel televisie kijken de ouders zelf?”

Tweelingen
De onderzoekers keken naar de genetische aanleg voor de Body Mass Index (BMI, een maat voor overgewicht) van ruim 1.800 Engelse tweelingkinderen in de leeftijd tot vier jaar. Ze deden dit in zowel hoog als laag obesogene omgevingen. Een derde van de groep bestond uit eeneiige tweelingen, en tweederde uit twee-eiige tweelingen. Tweelingkinderen lenen zich goed voor dit type onderzoek, omdat eeneiige tweelingen genetisch identiek zijn. Twee-eiige tweelingen komen genetisch gezien voor 50 procent overeen. Omdat een tweelingpaar wel onder dezelfde omstandigheden opgroeit, is er sprake van erfelijke aanleg als de BMIs binnen eeneiige tweelingparen meer op elkaar lijken dan de BMIs binnen twee-eiige tweelingparen.

Verleiding en erfelijkheid
De onderzoekers zagen dat in een omgeving met een hoog risico op overgewicht de BMI’s van de eeneiige tweelingen meer op elkaar leken dan bij de twee-eiige tweelingen. In een laag obesogene omgeving was er weinig verschil tussen beide groepen. De conclusie is dat in obesogene omgevingen erfelijkheid van overgewicht meer een rol speelt, legt Van Jaarsveld uit: “Als je in een omgeving leeft zonder verleidingen om veel te eten, maakt het niet zoveel uit of je een erfelijke aanleg hebt. Je BMI blijft wel okee. Maar in een omgeving met veel verleidingen komt de erfelijkheid meer tot uiting.”

Je moet wel eten
Kinderen worden niet automatisch te dik als ze daar een erfelijke aanleg voor hebben, zegt Van Jaarsveld: “Zo werkt het niet. Je moet nog steeds meer calorieën eten dan dat je compenseert door te bewegen. Maar je hebt met die aanleg wel meer risico op overgewicht als je meer blootstaat aan verleidingen.” 

De erfelijke aanleg voor overgewicht bepaalt ook hoe goed kinderen op gezond gewicht kunnen blijven. Wie erfelijk belast is, moet daar meer moeite voor doen. Voor kinderen zonder erfelijke aanleg is dat makkelijker, aldus Van Jaarsveld: “Sommige kinderen hebben van nature lol in bewegen, of vinden gezond voedsel lekker. Maar als je niet van sporten houdt en dol bent op zoetigheid, is het veel moeilijker om gezond gewicht te houden. Zeker in een obesogene omgeving.”