Deze vetten dempen de activiteit van genen die een sleutelrol spelen bij allergieën

Mensen met relatief veel vetten in hun bloed krijgen minder vaak allergische aandoeningen, zoals eczeem en astma. Deze vetten zorgen dat genen die een sleutelrol spelen in allergische reacties minder actief zijn. Dat schrijven onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in Nature Communications.

“We wisten al dat vetten in ons bloed, zoals triglyceriden en cholesterol, het gedrag van immuuncellen kunnen beïnvloeden”, zegt hoogleraar Biomedische Datawetenschappen Bas Heijmans. “Wij laten nu zien dat deze vetten de activiteit dempen van genen die een sleutelrol spelen bij allergieën.” Dit heeft tot gevolg dat allergische reacties minder snel optreden.

De onderzoekers brachten eerst bij ruim 3200 mensen in kaart welke genen in immuuncellen actief zijn. “Dit bleken er meer dan 17.000 te zijn”, zegt Koen Dekkers, eerste auteur van de studie. “Vervolgens hebben we stap voor stap uitgezocht op welke genen vetten in het bloed precies effect hebben, en zo kwamen we uit bij een groep genen die allergische reacties opwekken.” Door een geavanceerde analysemethode waarin de onderzoekers bloedspiegels van vetten, activiteit van genen en bekende genetische verschillen tussen mensen combineerden, konden ze aantonen dat dit verband daadwerkelijk oorzakelijk is.

Allergische reactie
Een allergische reactie kenmerkt zich door een overdreven respons van je immuunsysteem op een ongevaarlijke stof, denk bijvoorbeeld aan pollen die leiden tot hooikoorts. De onderzoekers vonden dat vetten vooral effect hebben op genen die actief zijn in basofielen. Dit zijn immuuncellen die onder andere histamine produceren en cruciaal zijn bij het opwekken van een allergische reactie.

Meer vet in ons dieet?
Vooral triglyceriden hebben effect op deze basofielen, ontdekten de onderzoekers. Het triglyceridegehalte in het bloed wordt voor een deel bepaald door ons DNA, maar voornamelijk door het dieet. “En dat is natuurlijk hartstikke interessant”, zegt Heijmans. “Dit kan betekenen dat patiënten met ernstige allergische reacties misschien wel baat hebben bij het toedienen van extra triglyceriden, of preciezer: de vetzuren waaruit triglyceriden bestaan.” Maar zover is het nog niet, benadrukt Heijmans. “Eerst moet gestest worden of en, zo ja, welke vetzuren deze gunstige effecten daadwerkelijk hebben. Zijn het vooral de gezonde, onverzadigde vetzuren? Dat zou goed nieuws zijn. Of toch de ongezonde, verzadigde vetzuren?” Ook is nog niet duidelijk hoe vetten het gedrag van immuuncellen in deze richting veranderen.

Onverwachte wending: van hart- en vaatziekten naar allergie
Allergieën waren nou niet bepaald het expertisegebied van Heijmans en Dekkers. “We hadden dan ook totaal niet verwacht dat deze studie ons in die richting zou wijzen”, vertelt Dekkers. Hun pijlen waren gericht op hart- en vaatziekten, in samenwerking met hoogleraar Cardiologie Wouter Jukema. “Deze ziekten worden gedreven door de interactie tussen vetten en het immuunsysteem”, zegt Heijmans. “We verwachtten te ontdekken op welke manier vetten invloed hebben op genen betrokken bij hart- en vaatziekten. Maar het effect op allergische reacties was nog veel sterker.” Hun onderzoek nam dus een onverwachte wending, maar dat maakt hun enthousiasme niet minder. Heijmans: “Zo’n verrassende ontdekking is een fantastische kers op de taart voor een wetenschapper.”

Worden allergieën nu een nieuw focusgebied binnen hun onderzoek? Dekkers, die inmiddels werkt aan de Uppsala Universiteit in Zweden, sluit het voor de langere termijn niet uit: “Ik zie er zeker vervolgonderzoek in, en het kan zomaar dat ik dit later weer oppak.” Heijmans: “Wouter Jukema en ik zijn onverminderd geïnteresseerd in het effect van vetten op immuuncellen, maar richten ons nu weer op hun rol in hart- en vaatziekten.”

Dit onderzoek is een resultaat van het nationale atherosclerose consortium Genius, gefinancierd door de Hartstichting en de Dutch CardioVasculair Alliance. De onderzoeksgegevens gebruikt in deze studie zijn samengebracht dankzij een samenwerking tussen de Vrije Universiteit en de universitaire medische centra van Rotterdam, Groningen, Maastricht, Utrecht en Leiden binnen BBMRI-NL.

Bron: LUMC